Epidauros speelt M (Maurice Maeterlinck, Pelléas en Mélisande, 1893)

fragmenten uit het dagboek van de regisseur

woensdag 3 februari 2010

Gerepeteerd met een grote groep vanavond. Op de pianist na was iedereen er. Vele repetities waren heel klein: vaak met niet meer dan twee acteurs. Zo vol als vanavond is wel prettig: de acteurs spelen voor elkaar scènes die ze nog niet eerder zagen. De meiden, bijvoorbeeld, repeteerden altijd alleen op woensdagnamiddag en speelden hun lange scène daarstraks nu plots ‘met publiek’. Dat viel goed mee. De schaapjesscène voor het eerst in volledige bezetting gespeeld — net op de dag dat ook Wims affiche (waarop een schaap te zien is) klaar is. Het is een korte scène: een jongen ziet een kudde schapen en een herder op zich afkomen, en denkt dat ze de verkeerde weg nemen. Hun stal is elders. De herder brengt hen naar de slachtbank, maar dat weet de jongen niet, en Maeterlinck zegt het ook niet met zo veel woorden. Na de repetitie bedenk ik we dat op een eenvoudige manier duidelijk kunnen maken als Luc Pay er iets over zegt in zijn toespraak tot het publiek. Ik moet er aan denken dat aan Luc te vragen op de volgende repetitie. Nog vier weken te gaan. Thuis zit Geert aan de website te werken. Monique heeft foto’s bij zich van glazen, en een vlindernet.

vrijdag 5 februari 2010

De school is voorbij en wij spelen de scène die Pelléas niet overleeft. Behalve vandaag dan, want de moordenaar komt pas op het einde op, en moest niet komen. Caroline moest ook niet komen, maar ze is er wel. Ze heeft de tekst in handen, en lacht, meestal bemoedigend. Tabea en Michaël hebben het fragment voor mijn aankomst besproken. Ik was te laat. Ze vormen front: naar hun mening is het niet logisch dat Pelléas in deze scène plots blijk geeft van moed. In de rest van het stuk is het — althans zoals Michaël hem speelt — een wereldvreemde jongen. Kan hij niet beter samen met Mélisande op de vlucht slaan? Eigenlijk ben ik blij met het verzet van mijn hoofdrolspelers, maar ik probeer toch een uitleg om het vel van mijn schrijver en mijn regie te redden. Natuurlijk is Pelléas geen held, eerder een paljas — maar hier wordt hij overmand door de gebeurtenissen. En dus doet hij maar wat van mannen wordt verwacht: de vrouw in nood met lijf en leden verdedigen. Het bekomt hem slecht... Pelléas is geen toonbeeld van rechtlijnigheid: hij wil Mélisande alleen achterlaten, omdat hij meent dat dit goed voor haar is, maar verdraagt niet dat zij zou weggaan van hem. Mannen, zegt Caroline. Even later maken we ons zorgen over de zwangerschap van Mélisande. In de logica van de tekst is ze in deze scène toch al minstens een maand of zes ver (ze bevalt twee scènes later) , maar in de dialoog komt dat op geen enkele manier aan de orde. Het komende kind speelt geen rol. Dat komt goed uit, want we hebben ook niet veel zin om een baby op Tabea’s platte buik te plakken. Er zijn nog wel dingen in de voorstelling die niet kloppen, zegt Caroline, en daarmee is ook dit geregeld. Het is merkwaardig hoe Maeterlinck in de loop van het stuk personages vergeet. Geneviève is het meest krasse voorbeeld: waar is ze na de pauze? Wat is er met haar gebeurd?

zaterdag 6 februari 2010

Lunch met Wim en Kris in de Lazy Lobster. Wim is het decor en Kris is het licht. Ze deden dit al eerder, en dat is te merken. Het zijn vossen die elkaars streken kennen. De lunch gaat over het licht. Maeterlinck laat zijn personages eindeloos praten over licht en donker, en nu wij dat ook doen, is hij vanuit zijn kasteelgraf trots op ons. […] Kris wil weten of de scène in het bos groen licht nodig heeft. Dat mag. Het moet niet. Er zal geen boom te zien zijn. Daarna gaat het over een vlinder, en of die kan vliegen.

dinsdag 9 februari 2010

Tijdens de voorstelling speelt Elmo Van Thielen cello en Pieter-Jan Nuytten piano. Beiden vertrokken ze van bestaande muziek. Voor Elmo is dat ondermeer een track van het Finse heavy metal cello kwartet Apocalyptica. PJ ging aan de slag met fragmenten van Janacek, maar die zijn niet meer herkenbaar, denk ik. Wel nog herkenbaar is Pavane pour une infante défunte van Maurice Ravel. Ravel schreef die “pavane voor een overleden prinses” toen hij 24 was — vier jaar ouder dan PJ nu. De heren muzikanten maken ook allebei deel uit van een band: Elmo van Substitute, en Pieter-Jan van Breathe the Sound. Het afstemmen van de agenda’s van een zo divers gezelschap als hier op de scène staat, is niet altijd vanzelfsprekend.

vrijdag 12 februari 2010

Na afloop was ik onrustig. Komt het wel goed? De scène aan het begin van het stuk tussen Mélisande en Golaud liep mis. Dat is een scène die we voorbije zaterdag repeteerden. Tabea en Filip, die de rollen spelen, waren toen op dreef, en ik was vol vertrouwen. Maar woensdag bleken de posities op de scène vergeten, verdween er tekst, en ging de betekenis van de laatste zinnen (Mélisande gaat aarzelend met hem mee) verloren. Als ze het straks zo spelen, merkt het publiek niets, maar is de inhoud van de scène wel een stuk schraler dan bedoeld. We denken A te spelen, maar op de scène staat B. Dus was ik van slag, en keek ik ook naar wat volgde van op een afstand, met een gevoel van: wat een vreemd spektakel. Is that all there is? Het wordt ook moeilijker om in te schatten hoe de voorstelling zal overkomen bij iemand die ze voor het eerst ziet. Verstaanbaarheid kan ik bijvoorbeeld niet meer goed beoordelen. Ik ken de tekst; ik ken de stemmen. Ik versta alles.

Vandaag weet ik terug wat ik wil. De hedendaagse opvatting is dat Pelléas en Mélisande als stuk een mager beestje is. Dat heeft te maken met gewijzigde smaak. David Van Reybroeck schrijft in een commentaar (die Luc Pay naar het hele gezelschap stuurde) dat “wat vandaag als pure kitsch overkomt, destijds als pure schoonheid werd ervaren”. De obsessie met het haar van Mélisande bijvoorbeeld, die teruggaat op schilders als Rossetti en Beardsley en Klimt… Hebben mensen vandaag nog enige affiniteit met personages die van weinig dadendrang blijk geven, ten prooi zijn aan stemmingen, en speelbal zijn van het noodlot? Ik zelf wel. Ik vind het prachtig. Ik zou die ene mythische opvoering in de tuin van de auteur heel graag hebben gezien. Alleen denk ik dat het stuk vandaag heel anders moet worden gespeeld dan toen… om uiteindelijk terug uit te komen bij het ongrijpbare. Noem het somber, noem het kil.

zondag 14 februari 2010

Travhydro: de institutionele sponsor van het gezelschap levert al jaren de hellende tribune waarop het publiek plaats neemt en de loopbruggen rond het speelvlak. Die stellingen hebben we gebouwd, volgens een beproefd recept. Langs een menselijke ketting worden de buizen door het krochtige trappenzaaltje op de scène gehesen, langs dezelfde ingang die de acteurs straks zullen gebruiken. De lege ruimte waarin we al maanden repeteren, ziet er nu bijna als een theaterzaal uit. Er staat ook een decor, al is dat met het verstrijken van de tijd en in het diepst van Wims gedachten steeds meer géén decor geworden. In de namiddag leggen we de lichtbrug. Ik kijk omhoog en zie Luc De Clercq op zijn 76ste als een trapezekunstenaar boven mijn hoofd hangen.

woensdag 17 februari 2010

Ziehier het voorbereidend werk voor Arkel, de oude koning in M. Hij is geen held. De wereld van Maeterlinck is een wereld zonder helden. Hij heerst niet, en hij heeft de wijsheid niet in pacht. Oud is hij zeker, ouder zelfs dan mijn vader, die vandaag tachtig wordt. Tragisch is Arkel wel, en hij krijgt mooie tekst. Zijn hoop is gericht op wie na hem komt. Hij hoopt op Pelléas. Hij hoopt op Mélisande, ook als zij alle hoop heeft opgegeven. Dit jaar worden Bert, die Arkel speelt, en ik vijftig. Op zich is dat onwaarschijnlijk, maar het helpt om Arkel te begrijpen. Meer dan dertig jaar geleden stonden Bert en ik, leerlingen, samen in de eerste voorstelling van Epidauros. Voor het publiek straks hoeft dat niets te betekenen. Als hij, of ik, les geef, begin je elk jaar opnieuw. Ze zien je voor het eerst, en je geschiedenis is van geen tel. Wat betekent het voor Bert en mij? Daar praten we niet over. Zekerheid, weet ik: de wetenschap dat er tussen ons een lang voorbereidend werk is. Kom, Bert, verras me straks. Laat iets zien dat ik niet verwacht.

donderdag 18 februari 2010

We kopen organza, grote stukken groene en gouden stof, om in het decor te verwerken. De mevrouw van de winkel vertelt dat organza vooral wordt gebruikt voor jurken, en om op tafelkleren te leggen bij feestelijke gelegenheden. Ik betaal met een briefje van vijftig euro, en steek de rekening in mijn portefeuille, om later aan Monique te geven. Toen dit begon wilde ik een voorstelling in gothic. Daar heeft die gouden en groene organza van vandaag nog nauwelijks wat mee te maken. Al bestaat er ook zwarte organza. Die dragen goths wel.

donderdag 25 februari 2010

Tijdens de repetities hebben we geleidelijk aan de verliefdheid tussen Pelléas en Mélisande uitgegomd. Seuten waren ze, niet interessant. Gisteren stonden ze als individuele persoonlijkheden op de scène. Hopelijk is dat straks op de première nog meer het geval. Pelléas is alleen zot van het haar van Mélisande in de maneschijn. Voor haar is hij een uitweg, geen eindpunt. Als ze elkaar in de armen vallen, vallen ze. Ze omarmen de dood, niet elkaar. Michaël heeft het met Pelléas knap lastig gehad, maar ik denk dat we die weerbarstige paljas samen hebben getemd.

Een wereld waar droom en werkelijkheid niet te onderscheiden zijn. Het is een wereld, denk ik, die Michaël ligt, en die hij, naarmate de repetities vorderen, steeds meer gaat bewonen. Gisteren zag ik hem de vreemdste dingen doen. Aanwijzingen als ‘loop achterstevoren’ of ‘speel met een kralensnoer zoals oude Arabieren’ zijn niet meer nodig. Hij verzint zelf wel iets. Ook het gevecht met de tekst wint hij. Alleen zich alle replieken op het juiste ogenblik herinneren, blijft lastig. De achteloze vergetelheid van mijn acteur past wel bij de verwarring die zich van Pelléas meester maakt, maar maakt het Mélisande, sinds kort in een lange strakke jurk die haar tot kleine pasjes dwingt, niet gemakkelijk.

maandag 1 maart 2010

De laatste week begint. Ik houd niet zo van Grote Momenten, van regisseurs die alle acteurs bij elkaar roepen en hen te elfder ure de mantel uitvegen, moed inspreken, intimideren, vleien, toespreken vanuit de buik. Als ik straks, voor het begin van de doorloop toch iets zeg, zou het dit kunnen zijn: “Ik heb maar twee ideeën. Het eerste is: het publiek verrassen door met de tekst allerlei onverwachte dingen te doen. De tekst is stram en oud, maar de voorstelling wil vol leven, licht, kleur en spelplezier zitten. De verbeelding heeft de macht. Dus hoeven de acteurs zich niet in te houden. Maar drie personages in het stuk hebben diepgang, en de rest mag zich uitleven. Het tweede idee is dat het hart van het stuk bestaat uit de scènes tussen het drietal. Uit die scènes moet het drama komen. De drie zijn Arkel, Golaud en Mélisande. Gisteren zag ik plots een parallel tussen Arkel en Golaud. Het leven is Arkel tussen de vingers geglipt, en Golaud overkomt tijdens het verloop van het stuk net hetzelfde. Misschien was Arkel toen hij jong was, de bruut die Golaud nu is. De mooie Mélisande gebruikt Golaud als boksbal voor zijn overschot aan testosteron. En als ze nu eens zou sterven met een glimlach, blij dat ze mag vertrekken, bevrijd? Ziedaar, de uitdaging van onze voorstelling: een karnaval bouwen op het verdriet”.

Straks koop ik nog een leeslampje. Ik zie in de zaal met mijn verslechterende ogen zo goed als niets wanneer enkel het speelveld is verlicht. Kan niets lezen, niet zien wat ik opschrijf. Kaars en bril heb ik nodig.

donderdag 4 maart 2010

Voor de generale repetitie van start gaat, zit ik op de trap in de wandelgangen te kijken naar de grime. Achter de grime staan de tafels waarop Monique haar waren heeft uitgestald: broodjes, koeken, drank. Het is mijn langste pauze sinds we begonnen zijn. Iedereen is aan het werk, en ik heb tijd. Ik was vergeten dat dit moment zou komen, maar ik herinner het me. Regisseren is de kunst om jezelf overbodig te maken.

Voor de acteurs moet alles nog beginnen. Zij moeten hun prestatie nog leveren. Het maakt niet uit of ze geweldig repeteerden, of het moeilijk hadden. Wat telt, is wat hun publiek zal zien: vanaf morgen. Voor de spelers is nog niets verloren, maar ook nog niets gewonnen. Hun en mijn wegen scheiden nu geleidelijk. De scheiding is ook tastbaar. Zij staan op het speelvlak achter het water, en ik zit op de andere oever bij de toeschouwers. Gisteren nog met pen en papier, straks met lege handen.

Er was al enig publiek: een lief, enkele dames, een videocamera. Dat is nieuw. Repeteren creëert een intimiteit. Rond het oefenen sluiten de rangen. Wij weten wat we doen, en niemand anders mag daar bij zijn. Wie niet bij het gezelschap hoort, is een ongewenste vreemdeling. Maar ook dit kantelt morgen. Vanaf morgen gaat het over: je zo goed mogelijk laten zien aan zo veel mogelijk mensen.

Bij de nabespreking stond ik op scène en zat mijn gezelschap op de tribune. Voor het laatst. Tijdens het zalven en het slaan keek mijn andere helft naar het beeld van de groep. Ik kan het me nu scherp voor de geest halen. Dat moet nog lang zo blijven.

vrijdag 5 maart 2010

Het licht op de scène trekt hen als motten naar een lamp. Hun wachtende ruggen staan in het halfduister voor me, terwijl het speelvlak rood, blauw of groen kleurt. Naast me buigen Yniold en Golaud zich over de kandelaar. Ze fluisteren. Dan klopt Yniold voor mijn ogen op de houten deur, en stormt hij de scène op. Golaud neemt het doosje lucifers, en steekt de kaarsen aan. Hij staat klaar als Yniold terugkeert. De vlammetjes scheren rakelings langs de opening in het gordijn, en dan zijn ze allebei weg. Monique legt haar hand op mijn schouder als we samen kijken hoe Mélisande zich neervlijt op de piano. De schaapjes liggen klaar in een kartonnen doos. Ik moet plaats maken. De meiden rennen in mijn duistere hal binnen en buiten, terwijl ze de schaapjes per twee naar het mooie licht daarbuiten dragen. Tijdens de slotscène blijf ik met Eline achter. Ze komt luisteren. Haar sixties ketting vangt licht. Peace, Love and Understanding! Haar gezicht blijft in de schaduw. Als Arkel op de scène de laatste woorden spreekt, ga ik onder de tribune naar het groeten kijken, terwijl het applaus weerklinkt.

Koen De Feyter (6LG78)

cast & crew

(uit: Schakel, jrg. 62, 2010, pp. 164–173)

HTML5+CSS :: ✔ IPv6 :: ✔ DNSSEC