Epidauros’ zesde seizoen

Escuriaal (Michel De Ghelderode, B, 1927)
De Beer (Anton Tsjechof, RUS, 1888)
One-man-show (Patrick Geis, B, 1982)

Het zesde speeljaar is voor Epidauros een jaar met hindernissen geweest. Het oorpronkelijk geplande stuk, August, August, August van Pavel Kohout, waarvoor de auteursrechtenorganizatie na lang aandringen uiteindelijk dan toch officiële toelating gaf, bleek voor veel moeilijkheden te zorgen, o.a. voor de keuze van de vrouwelijke hoofdrolspeelster. Het droombeeld van Pater Fons om dit stuk te spelen dreigde te verwateren. En inderdaad, na enkele maanden moest men er noodgedwongen het mes inzetten. Een droom moet een droom blijven, August. Anders maak je hem stuk. Even leek het zelfs of hiermee ook Epidauros ten dode was opgeschreven, zo ernstig was de malaise die onder het ‘kader’ heerste. Gelukkig kwam iemand op het idee om twee eenakters te brengen met een beperkte bezetting. Zodoende kon Pater Fons nog een van zijn dromen realizeren: een produktie van De Ghelderodes Escuriaal. Koen De Feyter kwam aanzetten met De Beer van Anton Tsjechof. De krisis was overwonnen. Later zou blijken deze twee stukken geen avondvullend programma konden bieden. Men zocht dus een derde stuk en vond La Leçon van Ionesco. Daar werd geen regisseur voor gevonden. Dan kwam Jos Veraart op de proppen met een eigen toneelbewerking van een verhaal van Wodehouse. Na enig overleg viel ook dit in het water. Ten slotte, zo'n kleine drie weken vóór de première, kwam de suggestie om Patrick Geis een one-man show te laten opvoeren. En dat viel onmiddellijk in goede aarde. Een drieluik dus met wel erg van elkaar verschillende delen. De volgorde waarin het drieluik gebracht werd, was de enige mogelijke en voor de digestie van het aangeboden materiaal het meest bevorderlijk: EscuriaalDe BeerGeis.

Escuriaal was duidelijk het sterkst, zowel inhoudelijk als speltechnisch. De twee hoofdpersonages, de koning (Armand Vijgen) en de nar Folial (Luc Pay), spelen een gevaarlijk spel op het strak gespannen koord tussen de irrationele krachten van goed en kwaad. De dood staat centraal: de koningin ligt op sterven en de dreiging van de dood doordringt de atmosfeer van het hele stuk. De koning is 'doodsbenauwd' en wil over zijn angst triomferen door de lach; op deze voor Folial zo tragische dag — hij is verliefd op de koningin — moet hij proberen de koning aan het lachen te brengen. Een poging die hem uiteindelijk het leven zal kosten. De intense spanning die het hele stuk door de scène beheerst, werd door de twee hoofdrolspelers prachtig overgebracht, zodanig dat je als toeschouwer nu en dan tot in het merg werd aangegrepen. Ze slaagden er ook in De Ghelderodes barokke en uiterst geladen taal in deze atmosfeer zelfs natuurlijk te laten klinken, een krachttoer waar de regie van Fons Raeymaekers zeker niet vreemd aan was. Een bravo ook voor de monnik, Eric Cuyt, die hier zijn debuut maakte in een kleine, zij het moeilijke rol, en met religieuze ingetogenheid tot de dramatische spanning van het stuk wist bij te dragen. Ten slotte nog een woordje van lof voor de medewerkers die met een vlot spel van licht, klank en dekor de geladenheid van Escuriaal sterk onderlijnden. Een prestatie dus, die men zeker tot de toppers van Epidauros mag rekenen.

Met De Beer van Tsjechof maakte Koen De Feyter, oud-leerling, zijn debuut als toneelregisseur. Een debuut dat zeker geslaagd kan worden genoemd. Het stuk dat hij gekozen heeft, is een luchtige eenakter uit 1888, de beginperiode van Tsjechofs roem als dramaturg. De critici vermelden het meestal als een klucht; ik zou het echter meer als een vaudeville willen beschouwen, een luchtig toneelstukje met een zeer eenvoudige, haast onbestaande intrige. Koen De Feyter heeft dit stukje echter een zeer eigen dimensie meegegeven. Hij schrijft daar zelf over: “Kijken naar De Beer is als kijken naar een muziekdoos. De veer wordt gespannen, de doos geopend, het muziekje opgewonden. Binnenin staan twee figuurtjes — mannetje-in-uniform en zwaarwichtig, vrouwtje-in-rouw en ijdel — op een draaischijf. Ze wentelen rond elkaar. Eerst snel, en als het mechaniekje moe wordt, langzaam, langzamer nog tot stilstand, net op tijd, want bijna dreigde verveling.” (Programmablad)

Het geheel werd geschraagd door drie geroutineerde Epidaurosleden: Magda Gommeren als Jelena Popova, Bert Annemans als Smirnof en Fons van den Maegdenbergh als Luka. Met minder toneelvaste spelers zouden de gestileerde bewegingen van de drie personages, die als poppen over de sc ¸ne moesten evolueren, algauw tot pathetische en melodramatische gestikulatie verworden. Hiervan was misschien wel nu en dan sprake bij Luka, maar Magda Gommeren en Bert Annemans, de twee hoofdrolspelers wisten hun geste precies te doseren. Precies door deze unieke vondst van Koen De Feyter werd het frêle dat de meeste Tsjechofstukken kenmerkt, bewaard in deze vaudeville. Al bij al toch een zeer aparte Tsjechof die hier door Epidauros werd gebracht.

Ten slotte de Patrick Geis-one-man-show. Een puik stukje kleinkunst met grote K, dat kadert in een internationale trend die we kennen van Not the Nine o'clock News, Rudis Tagesshow en T.V. Touché, m.a.w. een satirische blik op het nieuws. Wie Patrick Geis kent, wist ongetwijfeld al langer dat hij over een uitstekend komisch talent beschikt. Hoe vaak werden we na repetities niet vergast op zijn imitaties van politici en... leraars van het kollege. Het was echter de eerste keer dat hij dit tot een afgerond geheel verwerkte en, dit moet gezegd: met sukses. Bewijs daarvoor is wel dat tijdens zijn imitaties veel toeschouwers al wisten wie hij imiteerde, vóór hij dit gezegd had. Als dit talent in de juiste banen wordt geleid en goed geproportioneerd wordt, kan Geis zeker en vast naam maken. De meningen over zijn voorstelling waren echter verdeeld. Erg kritische toeschouwers vonden dat zo een kabaretprogramma niet paste in het geheel van een toneelavond. Ik verdenk echter veel van die mensen van toneelsnobisme. Waarom niet gewoon toegeven dat we ons met Patrick Geis kostelijk geamuseerd hebben: meer was zeker de bedoeling niet. We hadden trouwens wel zoiets nodig, na de moeilijk te verteren Escuriaal. Zoals bij het begin gezegd: een moeilijk zesde jaar voor Epidauros, maar een jaar dat verrassende resultaten opleverde. We kijken met ongeduld uit naar wat het volgende seizoen zal brengen.

Frank Van Beeck
(uit: Schakel, jrg. 34, 1982, pp. 70–72)

HTML5+CSS :: ✔ IPv6 :: ✔ DNSSEC