Zondag 14 februari 2010

Vroeger zag ik ze niet. De vrachtwagens met het gele logo. Nu rijden ze overal. ’s Ochtends op weg naar het werk kijk ik dezer dagen in de file op de Noorderlaan naar links. Daar zijn ze; net naast de automobielinspectie: TRAVHYDRO. De institutionele sponsor van het gezelschap levert al jaren de hellende tribune waar het publiek op plaats neemt en de loopbruggen rond het speelvlak. Die stellingen hebben we gebouwd, volgens een beproefd recept. Langs een menselijke ketting worden de buizen door het krochtige trappenzaaltje op de scène gehesen, langs dezelfde ingang die de acteurs straks zullen gebruiken. De lege ruimte waarin we al maanden repeteren, ziet er nu bijna als een theaterzaal uit. Er staat ook een decor, al is dat met het verstrijken van de tijd en in het diepst van Wim’s gedachten steeds meer géén decor geworden.

De ironie ontgaat niemand. Naast het zaaltje staat de omgebouwde kapel, die ten tijde van de verbouwing was bedoeld als “de grootste theaterzaal ten Noorden van Antwerpen”. Ik heb er nog Pygmalion en Romeo en Julia op scène gezet. Toen kwamen er duizend mensen kijken. De acteurs worstelden met de akoestiek. Mon vertelde dat de toenmalige directeur van de school, pater Frappez, na een voorstelling zei dat hij vermoedde dat Romeo goed had geacteerd, maar dat hij dat niet zeker wist, omdat hij hem niet had begrepen. Inmiddels trad het verval in. De zaal is niet meer te onderhouden, de ambitie vervlogen. En dus knutselt het gezelschap elk jaar een eigen theaterzaaltje in mekaar, ten Noorden van Antwerpen. De huidige directeur komt, ondanks zijn sprookjesachtige familienaam en een vrijkaart, al jaren niet kijken naar de voorstellingen.

In de namiddag leggen we de lichtbrug. Ik kijk omhoog en zie Luc op zijn 76ste als een trapezekunstenaar boven mijn hoofd hangen.

Koen De Feyter


Afbeelding: Afbeelding: Travhydro Scaffolding 2.

HTML5+CSS :: ✔ IPv6 :: ✔ DNSSEC