Play it again, Sam (Woody Allen, V.S., 1972)

Een mooie zomeravond ergens in augustus. Het was weekend. De kinderen, Caroline en Nicolas, keken samen met mama televisie, ik had me na een vermoeiende dag in een heerlijk dampend bad laten glijden en had me voorgenomen om te genieten van het zalige nietsdoen. Ik hoorde de telefoon nog wel op de achtergrond en hoe Caroline opnam, maar ik was al te fel verzonken in gedachten om nog echt aandacht aan de conversatie te schenken... Caroline komt de badkamer binnen met de draagbare telefoon in haar hand.

Caroline: Papa, 't is iemand van het toneel!
Eric: Hallo, met Eric.
Stem: Hoi Eric, alles goed?
Eric: Jaja, mager en gezond, hé.
Stem: Zeg, ben je nu al verhuisd?
Eric: Pijnlijke vraag die je daar stelt. Nee, nog niet. De planning is nu om ergens rond de paasvakantie van 2003 te verhuizen.
Stem: Schitterend. Zeg man, het is weer zo ver. We hebben een prachtige komedie gevonden en we denken dat er toch wel een ‘rolleke’ voor jou in zit. Heb je ‘goesting’?
Eric: ‘Goesting’ heb ik altijd, maar dit jaar weet ik het zo niet. Ik moet dat huis echt afwerken anders vrees ik dat ik mezelf wel eens op straat zou kunnen tegenkomen... zonder dak boven mijn hoofd.
Stem: 't Is echt maar een klein rolleke en, euh, als jij niet meedoet dan kunnen we dit seizoen niet spelen...

Dit zou het begin kunnen zijn van een toneelstuk, maar dat is het niet. Dit was de realiteit, nu bijna twee jaar geleden, en als je zo'n telefoontje krijgt, dan weet je eigenlijk reeds dat je verloren bent, dat je niet zal kunnen weerstaan aan die drang om gedurende 6 maanden intensief met een groep mensen samen te werken aan de creatie van wat — met een groot woord ‘podiumkunst’ heet. Gelukkig is het vlees soms zwakker dan de wil...

Dit jaar werd gekozen voor Play it again, Sam van Woody Allen, een stuk dat hij schreef in 1969. Woody Allen voorstellen is misschien overbodig maar om de juiste setting van het stuk te schetsen wellicht niet onnuttig.
Woody Allen werd geboren als Allen Stewart Koningsberg op 1 december 1935 in Brooklyn (NYC, USA). Hij publiceerde grappen en grollen én toneelstukken in boekvorm, maar is bij een ruim publiek vooral bekend met films waarin hij vaak zelf als acteur te zien is.
Tot de bekendste daarvan behoren Radio Days (1987), Hannah and Her Sisters (1986), The Purple Rose of Cairo (1985), Stardust Memories (1980), Manhattan (1979), Interiors (1978), Annie Hall (1977), Play it again, Sam (1972), Everything You Always Wanted to Know About Sex (1972), What's New, Pussycat (1965).

Zijn wereld en films worden bevolkt door goedaardige maar hulpeloze en hopeloos neurotische (joodse) intellectuelen die wanhopig op zoek zijn naar zichzelf en naar echte, zinvolle communicatie temidden de hectische en onverschillige heksenketel van New Vork City, the Big Apple. De hoofdpersonages proberen hun eenzaamheid, frustraties en onaangepastheid te verbergen achter een scherm van (pseudo-) filosofisch, artistiek en/of psychologisch-psychiatrisch geleuter waarbij Prozac, Valium en andere anti-depressiva nooit ver uit de buurt zijn.

Play it again, Sam is in de eerste plaats een hommage van Woody Allen aan de legendarische film Casablanca uit 1942, met in de hoofdrollen Humphrey Bogart en Ingrid Bergman. Allen volgt in zijn toneelstuk de hoofdintrige van deze film vrij nauwkeurig: een man geeft zijn grote en enige passie op ter wille van het geluk van zijn beste vriend. Het grote verschil met de film is echter dat, daar waar de film baadt in een cynische en pessimistische atmosfeer (het verhaal speelt zich immers af tijdens WO II), Allen gekozen heeft voor een meer lichtvoetige, speelse aanpak van deze thematiek.

Felix Allen (een klein ‘rolleke’ voor Eric Cuyt, schrijver van deze bijdrage), een filmfreak en recensent, is wat wij zouden kunnen omschrijven als een ‘intellectuele loser’. Wanneer het stuk aanvangt is hij net gescheiden van zijn vrouw Nancy (eerst een tang, daarna een wulpse mannenverslindster en tot slot een om vergiffenis smekende gescheiden vrouw), prachtig vertolkt door Marijke Van Gils. Tijdens de openingssequenties heeft het publiek al onmiddellijk door dat het niet makkelijk leven is met deze rondwandelende zenuwpees. Felix slaagt er immers niet in om zelf grip te krijgen op zijn leven en op zijn relaties. Uit onmacht en al dagdromend zoekt hij dan maar steun bij één van zijn grote idolen, de orka onder de ladykillers, Mr Humphrey Bogart, ‘Bogy’ voor de vrienden (een rol op het lijf geschreven van Luc Pay). Het is uit de dialogen met Humphrey Bogart dat Felix de moed haalt om als het ware uit zichzelf te treden en dingen te doen die hij normaliter nooit zou aandurven.

Gelukkig zijn er nog Felix' beste vrienden, Dick (fantastisch vertolkt door Tom Peeters) en Linda (schitterend neergezet door Karin De Bruyn) die er steeds tijdig voor zorgen dat Felix terug met beide voeten op de grond komt te staan en zijn vat op de realiteit niet volledig verliest.
Dick en Linda beseffen dat hun vriend in de problemen zit en zij nemen zich dan ook voor om hem niet aan zijn lot over te laten en hem te helpen bij de zoektocht naar een nieuwe partner. Welke gevolgen deze beslissing voor hun eigen relatie zou hebben, beseft geen van beiden.

De eerste kandidate die de revue passeert is Sharon Lake. Sharon is bevriend met Linda en Dick, en na lang aandringen slaagt Linda erin om Sharon te strikken voor een etentje. Felix weet zich geen juiste houding aan te meten en nog voor de eigenlijke kennismaking kan plaatsvinden, verliest hij zich opnieuw, gestuurd door Bogy, in een droomwereld waar vrouwen smachten naar de gunsten van de beschikbare macho's. An De Graeve leefde zich behoorlijk in in haar rol van “droom-Sharon” en smachtte zoals ze dat waarschijnlijk nooit tevoren heeft gedaan...
Linda begint echter stilletjes aan door te hebben dat Felix zich anders probeert voor te doen dan hij werkelijk is, en dit enkel en alleen om ‘indruk te maken’. De ontmoeting met de echte Sharon (gepast gespeeld door Sofie De Graeve, het tweelingzusje van An) draait dan ook uit op een fiasco: ongelukkige versprekingen, drankjes die niet voorradig zijn, borrelnootjes die in de huiskamer (en het publiek) worden gekatapulteerd, onaangepaste outfits, etc. Hilarische toestanden... behalve voor Felix, voor wie dit eigenlijk intrieste momenten zijn, ook al realiseert hij zich dit niet altijd onmiddellijk.

Na deze eerste mislukking volgen we Felix doorheen een reeks van dolkomische toestanden, waarbij hij het ene na het andere blauwtje loopt. Gina (ingetogen gestalte gegeven door Liesbet Cornelissens) is niet bereid om voor Felix haar (geveinsde?) katholieke waardigheid te laten varen. Vanessa (een super-sensuele rol voor Lisa De Bode) zet Felix uitdagend op een volstrekt verkeerd spoor en als hij de sprong (letterlijk en figuurlijk) uiteindelijk dan toch waagt, blijft hij met lege handen achter. In de disco loopt ook niet echt alles zoals gepland. Ondanks de levensbedreigende dansbewegingen van Felix confronteert de ijskoude lach van de sterdanseres (uiterst beweeglijk in beeld gebracht door Marguerite Faure) hem opnieuw met de keiharde realiteit van het celibatair bestaan. Dan maar op zoek naar het meer intellectuele type. En waar kan men een dergelijk specimen beter tegenkomen dan in een museum? Spijtig voor Felix is het meisje dat hij daar ontmoet (een morbide rol voor de anders zo opgewekte Laetitia Vandueren — Tits voor de vrienden) reeds vastbesloten om zich van het leven te beroven. Niet echt het geschikte gezelschap voor Felix...

En toch is niet alles zo zwart als de kleding van het “museummeisje”. Als een rode draad doorheen al deze ‘beproevingen’ zien we Dick en vooral Linda die zich steeds aan de zijde van Felix scharen om hem te steunen, aan te moedigen en op te vangen wanneer hij weer eens van onder een koude douche komt. Langzamerhand groeit er een mooie vriendschap tussen Linda en Felix, zelfs net dat gevaarlijke tikkeltje méér dan een gewone vriendschap. Felix durft het zelfs op te nemen tegen zijn beste vriend en wijst hem erop dat hij Linda verwaarloost.

En dan, op een avond, staat Linda plots bij Felix voor de deur. Dick is op zakenreis, Linda voelt zich eenzaam en heeft behoefte aan gezelschap. Ze besluiten om er een gezellige avond van te maken. En terwijl Linda nog eventjes om wat proviand en kaarsen gaat, begeeft Felix zich, samen met Humphrey Bogart, opnieuw in die fictieve wereld waarin hij zo graag vertoeft. Ditmaal begint het echter tot Felix door te dringen dat het onderwerp van zijn fantasie, de vrouw van zijn beste vriend is. Mag hij zich overgeven aan deze gekte of moet zijn vriendschap voor Dick primeren? Bogy vindt dat hij alles op alles moet zetten. Volgens hem koestert Linda trouwens dezelfde gevoelen voor Felix.
Geholpen door Humphrey Bogart raapt Felix al zijn moed bij elkaar en zet een fantastisch slotoffensief in. Eventjes lijkt alles opnieuw op een catastrofe uit te lopen. Linda verlaat het appartement en Felix denkt oprecht dat hij Linda heeft aangerand, maar dan keert Linda op haar stappen terug en beleeft ze samen met Felix een passionele en geslaagde one-night-stand.

De ‘morning after’ brengt echter voor beiden een koude ontnuchtering: Linda heeft haar echtgenoot bedrogen en Felix heeft net hetzelfde gedaan, maar dan met zijn beste vriend. En terwijl Linda haar gedachten tijdens een wandeling op een rijtje probeert te zetten, wordt Felix geconfronteerd met vier gedaanten van Dick: de koele man die nog twee maanden te leven heeft en zijn vrouw graag ‘overdraagt’ aan Felix; de gekrenkte, labiele man die het niet kan verkroppen dat hij het niet heeft zien aankomen; de furieuze Italiaan die dit bedrog maar op één manier kan wreken, nl. met de dood (een scène waarin Tom Peeters geen enkel lichaamsdeel van zijn tegenspeler spaarde) en de echte Dick, die beseft dat hij Linda inderdaad heeft verwaarloosd en die er nu alles zou voor doen om hun relatie uit het slop te trekken.

Na deze ontmoeting weet Felix het zeker: dit kan zo niet verder. Hij moet een einde maken aan zijn relatie met Linda. Maar hoe? Wat zal Linda zeggen? Zal zij Felix begrijpen? Voor een laatste keer gaat hij te rade bij zijn imaginaire toeverlaat, Humphrey Bogart, en samen bereiden ze enkele scenario's voor waarbij Bogy hem uiteindelijk aanraadt om voorrang te geven aan zijn vriendschap voor Dick: “D'r zijn belangrijker zaken op de wereld dan vrouwen... Bijvoorbeeld: weten dat je iets goeds hebt gedaan voor een makker. Denk daar maar es over na.”

Zeer tot Felix' verbazing is Linda tijdens haar wandelingetje tot dezelfde conclusie gekomen: zij houdt van Dick. Ze kan zich geen leven zonder hem voorstellen. Zij heeft hem nodig en hij heeft haar nodig. Felix begrijpt dat het opvolgen van Bogy's advies de enige juiste beslissing is die hij kan nemen. Zalig waren dan ook de woorden die hij tot Linda zei en die recht uit de film Casablanca kwamen: “Als dat vliegtuig straks opstijgt en jij bent niet bij hem, zul je er spijt van hebben. Misschien niet vandaag, misschien niet morgen, maar toch heel gauw, en voor de rest van je leven.”

En Felix is opnieuw alleen... En deze keer, hélemaal alleen, want ook Humphrey Bogart verlaat hem nu. Felix heeft op een soms pijnlijke wijze ingezien dat hij zichzelf moet zijn en niet moet proberen om Bogy of iemand anders te zijn. Hij heeft geleerd om op en met eigen benen te lopen. En vanaf het ogenblik dat hij zijn maskers heeft laten vallen en zich niet meer verbergt achter schermen, wordt Felix ‘ontdekt’ door Barbara (uitbundig maar gereserveerd gespeeld door Floortje Van Ewijk), een nieuwe bovenbuur en vurige fan van Felix' werk als filmrecensent.

Ondanks dit happy-end moeten we toegeven dat Felix niet de enige is die probeert om iemand anders te zijn, die probeert om indruk te maken. Eenieder van ons heeft zich bewust al wel eens anders voorgedaan dan hij of zij in werkelijkheid is of, om het met de woorden van Fons Van den Maegdenbergh te zeggen: “Woody Allen is de royale nar die de maatschappij een spiegel voorhoudt, zodat we op pijnlijk accurate wijze kunnen lachen met onze kleine en grote ongemakken.”

Het spreekt voor zich dat deze productie niet tot stand had kunnen komen en dat de personages niet zo hadden kunnen schitteren zonder de onvoorwaardelijke inzet van een schare medewerkers. Mijn dank gaat dan ook oprecht uit naar:

  • Alex Buelens en Sven Braspenning voor het erotische voetenspel. Inderdaad, meer dan een jaar na de laatste voorstelling mag de illusie eindelijk doorprikt worden: Felix en Linda hebben niet echt met elkaar de liefde bedreven;
  • Sofie en An De Graeve, Floortje Van Ewijk, Marguerite Faure en Stephanie Berger als de fantastische gogo-girls;
  • Wim Daneels voor het schitterende decor, lichtontwerp en de fotografie. Volgend jaar zullen we je wat minder werk geven, Wim. Al die met aluminium folie beklede vierkantjes ophangen, was inderdaad geen sinecure;
  • Luc De Clercq samen met Mon Vijgen voor de productieleiding en de decoruitvoering;
  • Lars De Vos, Alex Buelens en Kris Van Nieuwenhove voor hun assistentie bij de decoruitvoering;
  • Ben Melis en Charlotte Snoeks voor de prachtig getimede licht- en geluidsovergangen;
  • Geert De Wilde voor de fantastische sound uit de 70ties;
  • Georgette Peeters die met naald, draad en schaar opnieuw wonderen heeft verricht;
  • An en Sofie De Graeve en Sven Braspenning voor de zoektocht naar de gepaste kleding en het aanvoeren van de nodige rekwisieten;
  • nogmaals Kris Van Nieuwenhove voor het originele programmaboekje en de prachtige affiches;
  • Lisette Pittoors en de stichter van Epidauros, Fons Raeymaekers, voor de grime;
  • Luc Van Beek voor het ter beschikking van de Travhydro-stellingen die ons in staat stelden opnieuw een prachtige tribune te bouwen. Dat de werken aan de TGV-verbinding tussen Antwerpen en Amsterdam hiervoor enkele weken stilgelegd moesten worden, nemen we er graag bij;
  • Jefke De Clercq en Monique Vijgen voor de catering. Wat zou Epidauros zijn zonder deze twee “manusjes-van-alles” die zich als bezorgde moeders om het wel en wee van heel de cast en crew bekommeren?
  • Luc Pay en Fons Van den Maegdenbergh voor de tekstbewerking en het regieconcept;
  • Kris De Feyter voor het geluids- en belichtingsmateriaal;
  • Peter De Clerck voor het registreren van één van de opvoeringen op videoband;
  • Rudy Vleminckx en zijn ploeg voor het vergasten van onze toeschouwers in de möta;
  • Jan Francken en zijn gastvrouwen en -heren voor het algemene onthaal;
  • de Tekenacademie voor het bereidwillig uitlenen uit eigen privé-verzameling van twee kapitale meesterwerken van de moderne schilderkunst;
  • de directie en de diensten van het Sint-Michielscollege.

En last, but definitely not least, Bert Annemans die de moeilijke en waarschijnlijk meest ondankbare taak op zich heeft genomen, nl. om de regie van dit stuk te voeren. Hij wees me op overdrijvingen, leerde me nuances leggen, hanteerde een ijzeren discipline, was niet bang om ons overuren te laten kloppen... en dit alles met slechts één doel voor ogen: het neerzetten van een perfecte, avondvullende voorstelling waarover nog lang gepraat zou worden en waaraan de cast, de crew en de toeschouwers met een glimlach zouden kunnen terugdenken. Bedankt, Bert.

Ondertussen werden de tribunes afgebroken. De kostuums werden gewassen en weggehangen. Het podium werd uit elkaar gehaald en in de catacomben van het college weggeborgen. De Vriesdonkzaal is leeg.

En toch... En toch is niet alles verdwenen. De vriendschap tussen leraars, oud-leraars, leerlingen en oud-leerlingen die andermaal gedurende de afgelopen zes maanden werd gesmeed, vormt een essentiële hoeksteen voor het voortbestaan van Epidauros.
En daar gaat het uiteindelijk om: het creëren van een continuüm waarin jonge mensen de kans wordt geboden om zich, samen met hun leraars, vrienden en vriendinnen, cultureel uit te leven en te laten proeven van die onuitputtelijke bron van emoties die het Toneel voor ons betekent.

Het is nu opnieuw augustus. We zijn nog steeds niet verhuisd. Het wordt tijd om langzaam aan de volgende productie te beginnen. In stilte hoop ik dat Caroline of Nicolas weer met de draagbare telefoon komen aandragen: “Papa, 't is iemand van het toneel”...

Eric Cuyt (6WA82)

Eventjes een open doekje, en nu voor Eric die sinds zijn eerste aan- en optreden met Epidauros — in Escuriaal van De Ghelderode (1982) — allang niet meer hoeft te bewijzen hoe plankvast hij wel is en, veel ‘erger’, hoezeer hij besmet is geraakt door het toneelvirus dat ons allemaal jaar na jaar blijft bezielen. Eric is, om maar een voorbeeld te geven, zo iemand die rond 18 u. van een zakenvlucht terugkeert op Zaventem en die diezelfde avond rond 20 u. present is in de Vriesdonkzaal voor een repetitie... In Play it again, Sam konden we andermaal vaststellen dat hij niet alleen over een benijdenswaardige fysieke conditie beschikt maar ook over een enorm wendbaar talent — een talent dat zich probleemloos kan uitleven zowel in tragische als in komische rollen. Vooral in de laatste soort rollen ligt het gevaar van overacting steeds op de loer, een klip die Eric feilloos weet te omzeilen — zoals in onze laatste productie. Proficiat, Felix/Eric, voor die prachtrol.

Luc Pay

(uit: Schakel, jrg. 55, 2003, pp. 116–123)

HTML5+CSS :: ✔ IPv6 :: ✔ DNSSEC