Het Belang van Ernst — Oscar Wilde (1979)

September 1978. Epidauros viert traditioneel zijn verjaardag, de tweede van de reeks. En bij die gelegenheid wordt er gesproken (en beslist) over het te spelen stuk van het volgende speeljaar.

Als energie-injektie wordt er dan eerst nog wat gemijmerd over het vorige stuk (dat was Het spook van Canterville) en dan komt de vraag: wat nu?

Ik heb zo mijn principes over te spelen stukken in schoolverband; niet allen gaan daarmee akkoord, dat weet ik. Dat is ieders recht. Ik ben (vanaf de stichting van Epidauros in 1976) ervan uitgegaan dat alleen artistiek waardevolle dingen voor ons de moeite waard zijn; vandaar wordt het repertorium vooraf al beperkt tot echt literaire stukken. Wij hebben ons eigen publiek, voor het merendeel jongeren. Dat impliceert dan aan de andere kant dat een gebracht werk ook weer niet te moeilijk mag zijn.

In ieder geval, op die bewuste avond in september waren verscheidenen van ons nog zo vol van de Oscar Wilde-sfeer, dat wij de grote esteet en levens- en literaire kunstenaar niet zo maar van ons af wilden schudden. Waarom niet zijn meesterwerk spelen, The Importance of Being Earnest, door een criticus ooit het beste blijspel genoemd uit de Engelse literatuur?

Eerst werd er aarzelend over gesproken, want het is een moeilijk stuk. Maar de beslissing viel: het zou The Importance worden, tot intense vreugde van verscheidenen, onder wie mijzelf. Er werden echter twee moeilijkheden opgeworpen: wij hadden geen aktrice voor het personage Lady Bracknell en... er bestond geen enkele goede vertaling van het stuk.

Er werd dan maar een semi-professionele aktrice van het Heists Kamertoneel aangezocht: Jen Verstrepen, een mens met een gouden hart. Zij hapte dadelijk toe. Wat de vertaling betreft, beslisten wij te doen zoals alle teaters die zich respekteren: er zelf een maken.

Tot dan toe had ik nooit met zoveel entoesiasme zien repeteren. De fijnzinnige taal van Wilde werd geproefd, er werd gezwelgd in de fin-de-siècle-sfeer. Wij werden bovendien opgejut door het Engelse feuilleton Lily Langtry, uitgezonden door de BRT. Ons aller Oscar Wilde was daar te zien in levende lijve, meesterlijk vertolkt door Peter Egan.

Het stuk zelf is een parodie op een blijspel. De getoonde situaties zijn goddelijk absurd, de personages persifleren op een bijna kinderlijk ontroerende manier de broze high-society-mensen, de nutteloze, maar kostbare flaneerders, die van het ene salon naar het andere evolueren, zelf intriges uitvindend om toch maar niet van verveling te sterven.

De dubbele bodem van een stuk brengt bovendien nog het aspekt van de 19de-eeuwse schijnheiligheid, de angst voor ‘schandalen’, en het burgerlijk fatsoen, gekoppeld aan afkomst en positie. Dit heerlijke werk mocht niet afgehandeld worden op twee speeldagen. Wij programmeerden er drie.

Ik probeerde in mijn regie de personages te boetseren als kostbare, porseleinen figuurtjes; de meeste akteurs en aktrices werkten hier ook instinktief aan mee. Misschien begrijpen buitenstaanders dit niet, maar ik voelde mijn hart opspringen toen bijvoorbeeld Bert Annemans van de schminktafel wegwandelde als het beeld van Oscar Wilde zelf.

De opkomst was zeer goed: wij hadden in totaal ongeveer 960 bezoekers. Wel kwam het publiek niet zo vlug los. Aan de flitsende, scherpe geestigheden van dit stuk moest men blijkbaar wat gewennen. Achter en voor de schermen rilden wij van genot.

Als de speeldagen voorbij zijn, moet je als akteur, regisseur of medewerker je kreatie loslaten: het is onherroepelijk voorbij. Je sterft er een beetje aan, en ik denk dat wij dit deze keer allemaal zeer sterk aanvoelden. Wij verlangden niet alleen naar de schminkgeur en de planken, maar vooral naar the divine Oscar, die wij, vlak voor het doek opging de eerste opvoering, piëteitsvol herdacht hadden: het was op de dag af 84 jaar geleden dat het proces begon dat zijn tragische ondergang zou inluiden.

Het was tevens mijn verjaardag, en ik kreeg van het ganse gezelschap onder andere een kaart, en op de omslag stond het volgende, door een sierlijke hand geschreven: “After a night of magnificent Iying, of telling beautiful untrue things, which is the proper aim of Art, and the first duty in Life.”

(“Na een nacht van schitterende leugens, van vertellen van mooie onware dingen, hetgeen het eigenlijk doel is van de kunst en de eerste plicht in het leven.”)

De volgende dagen en weken werd ik in de naweeën getroost door deze woorden, die een heel programma inhouden. Aan dit programma hadden wij een stukje gewerkt. Tegen alle wetten van efficiëntie, nuttigheid en ‘middle class morality’ in misschien. Dat was ook de bedoeling.

Fons Raeymaekers
(uit: Schakel, jrg. 31, 1979, pp. 82–83)

HTML5+CSS :: ✔ IPv6 :: ✔ DNSSEC