Wilde-Taggert con brio
(Het spook van Canterville, 1978)

Na de ietwat moeilijke start met het expressionistische Pantagleize van Michel de Ghelderode heeft Epidauros ons dit jaar aangenaam verrast met een toneelbewerking van Oscar Wildes novelle The Canterville Ghost.

Wanneer een regisseur zelfs zijn kat Oscar noemt, dan moet Wilde voor hem wel een belangrijke figuur zijn. Wilde is ook een belangrijke figuur, en niet enkel voor Fons Raeymaekers; Wilde is vooral belangrijk voor de Engelse fin-de-siècle-kultuur van rond de eeuwwisseling, die het verval inluidde van het Engels imperium en van de victoriaanse moraal van zelfgenoegzaamheid; die de eeuwenoude Europese kultuur stilaan zag verdwijnen in een groeiend industrialisme.

Wilde is een typisch exponent van deze tijd van kontrasten tussen verval en groei, dood en wedergeboorte. Hij probeerde in zijn eigen leven —en ook in zijn literaire werken— tegen de stroom in het archetypische kultuurbeeld van Narkissos te verdedigen tegen dat van Prometheus; dat van een kultuur die haar doel vindt in haar eigen schoonheid tegen een kultuur gericht op produktie en utilitarisme. Ik geloof dat ook Pater Fons, op zijn eigen manier, probeert —tegen de stroom in— deze levensstijl in onze maatschappij waar te maken. Hierin is hij voor enkelen onder ons een voorbeeld en daarom zijn we hem ook dankbaar.

Dat kontrast tussen twee levensvisies vormt ook de dieptestruktuur van de ogenschijnlijk eenvoudige spookgeschiedenis. De opkomst van een nieuwe, andere ‘kultuur’ wordt hier voorgesteld door de materialistische —rumoerige— Amerikaanse familie Otis, die in Engeland een spookkasteel heeft gehuurd en het spook, een typisch Engelse instelling, met Amerikaanse ‘Rising Sun Lubricator’ en ‘Ozobrite’ te lijf gaat.

In de originele novelle wordt deze inhoud tematisch ondersteund door een bijzonder fijnzinnig taalspel. In zijn toneelversie is Taggert erin geslaagd satire, ironie en wildiaanse paradoksen in een vlotte dialoog om te zetten (met hier en daar een ontlening aan een van Wildes toneelstukken).

De regie van Fons Raeymaekers is erin geslaagd om dit rijke taalspel bij het publiek te doen overkomen; dit bleek duidelijk uit de reakties van het publiek tijdens en na de voorstelling.

De dubbele rol van Sir Simon de Canterville —het spook— en Lord Canterville —de eigenaar van het kasteel— werd subliem vertolkt door Luc Pay, die hiermee bewijst dat hij niet aan zijn debuut toe is: voor een goed leraar is iedere les een one-man show. Zijn antagoniste, Virginia (Els Raats) stond voor de eerste keer op de planken en op een even hoog peil. Bij andere akteurs zoals Bert Annemans als Hiram Otis en An De Vester als zijn vrouw Lucretia viel een merkelijke verbetering op te merken t.o.v. het vorige jaar: meer toneelvastheid en een soberder speeltrant. Deze vaststelling geldt trouwens voor het gezelschap als geheel. De rollen van de huishoudster, Lord Archie en de politie-inspekteur (resp. Brigitte Jacobs, Koen De Feyter en Lambert van Haare Heijmeijer) waren m.i. soms wel iets te karikaturaal getekend en kontrasteerden met de ‘echtheid’ van het spook; terwijl de twee broers, Puck en Muck (Fons van de Maegdenbergh en Patrick Geis) soms iets te nadrukkelijk beweeglijk waren om hun wispelturig karakter te onderlijnen.

Het funktionele dekor, door het gezelschap zelf ineengestoken met eenvoudige middelen, de belichting en verzorgde kostumering getuigden eveneens van een professionele regie.

Ten slotte wil ik hier nog aan toevoegen dat het sukses van deze opvoering bewijst dat jonge mensen zich nog helemaal voor iets kunnen inzetten; dat er onder de jeugd nog belangstelling bestaat voor amateurtoneel; en dat de schoolgemeenschappen van ons kollege en het Sint-Ludgardisinstituut Merksem zich —als publiek— solidair achter eigen mensen zetten. Laten we hopen dat de schooloverheid en de technische dienst van het kollege ook de volgende opvoering hun morele steun niet ontzeggen.

Epidauros, veel sukses voor volgend jaar met... (het zou me niets verwonderen dat we Wilde onder een andere vorm terug te zien krijgen)!

Frank Van Beeck
(uit: Schakel, jrg. 30, 1978, pp. 80–81)

HTML5+CSS :: ✔ IPv6 :: ✔ DNSSEC